Boete van € 21.600 na training brandweer….

In dit geval legde het ministerie van SZW aan het trainingscentrum voor de brandweer een boete op van € 21.600,- vanwege een overtreding van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Wat gebeurde er en wie was er aansprakelijk?

In deze zaak nam een bevelvoerder van de brandweer deel aan een door de brandweer georganiseerde training voor brandweerpersoneel in een trainingscentrum. Tijdens die oefening is de bewuste bevelvoerder voorover in een trapgat naar beneden gevallen op een betonnen vloer. Iets dat overigens makkelijk kan gebeuren als er geen hekken etc. worden geplaatst. Door de (wettelijke) voorzorgsmaatregelen niet te nemen, werd dus de boete uitgedeeld.

In geschil was echter of het trainingscentrum als werkgever kon worden aangemerkt op grond van artikel 1, tweede lid, onder a, onder 1°, van de Arbeidsomstandighedenwet. Bepalend voor het werkgeversbegrip als bedoeld in voornoemd artikellid is het bestaan van een gezagsverhouding.

Dat er tijdens de training instructies worden gegeven die dienen te worden opgevolgd, betekende naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat gesproken kon worden van een gezagsverhouding zoals bij een werkgever-werknemerrelatie. De omstandigheid dat het trainingscentrum toezicht hield op en verantwoordelijk was voor de veiligheid tijdens de training was naar het oordeel van de rechtbank daartoe evenmin voldoende.

Voorts was naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de Brandweer het gezag over de bevelvoerder voor de duur van de training heeft gedelegeerd aan eiseres.

De rechtbank was daarom van oordeel dat het ministerie van SZW niet aannemelijk heeft gemaakt dat het trainingscentrum op grond van de Arbeidsomstandighedenwet als werkgever van de bevelvoerder kon worden aangemerkt. Het ministerie van SZW was daarom niet bevoegd aan het trainingscentrum een boete op te leggen.

Het beroep was derhalve is gegrond.

U bent bij deze gewaarschuwd en geïnformeerd!